![]() TELEVISIE AARZELEND VAN START |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
toch veel werk voor de NOZEMA Grotendeels parallel met de opbouw van het FM zendernet liep de geschiedenis van de bouw van de Nederlandse televisiezenders, althans waar het de reguliere uitzendingen betrof. Want eerder al, in 1938, was televisie in Engeland geïntroduceerd en waren ook in ons land al demonstraties met het nieuwe medium gegeven. De eerste proefuitzendingen, georganiseerd door enkele radioamateurs (van wie vooral Freek Kerkhoff bekendheid genoot), dateren zelfs uit de jaren twintig. De VARA komt de eer toe al op 22 januari 1931 in een zaaltje van de Amsterdamse Diamantbeurs bij wijze van experiment en ter demonstratie televisieuitzendingen verzorgd te hebben. De signalen gingen per telefoonlijn naar Huizen, waar ze via de zender daar naar Amsterdam werden getransporteerd. In totaal werden er vier uitzendingen van elk een half uur verzorgd. Ruim een jaar eerder al. in december 1929, had Philips in zijn Natuurkundig laboratorium in Eindhoven voor de Nederlandse Natuurkundige Vereniging een TV demonstratie gegeven. In de jaren dertig werd daar verder geëxperimenteerd. Van 1936 tot 1939 werden er in Eindhoven zelfs regelmatig op de zondagochtend proefuitzendingen verricht, terwijl er in maart 1938 op de Utrechtse Jaarbeurs demonstraties werden gegeven. Een en ander was voor de regering aanleiding om in 1939 tot invoering van de televisie te besluiten, een voornemen dat door het uitbreken van de oorlog werd gedwarsboomd. De ontwikkeling werd gestuit. maar werd in Eindhoven onmiddellijk na de bevrijding weer ter hand genomen, onder meer door van maart 1948 af tot april 1951 krachtens een bijzondere machtiging als 'Philips Experimentele Televisie' drie avonden per week proefprogramma's voor een kleine kring van geïnteresseerden te vertonen. Vermeldenswaard in deze periode is het eerste integrale TV verslag van een voetbalwedstrijd, namelijk PSV Eindhoven, waarbij Jan Cottaar het commentaar verzorgde. Het TV publiek bestond toen uit een paar honderd technici van Philips en TV amateurs in en rondom Eindhoven.
Aangezien de algehele situatie in ons land, vergeleken met 1939, danig was veranderd stond invoering van televisie nu niet bepaald bovenaan het prioriteitenlijstje van de regering. Krachtige impulsen om tot invoering over te gaan moesten dan ook uit Eindhoven komen, waarbij in het bijzonder werd gewezen op het scheppen van werkgelegenheid, die uit de komst van het nieuwe medium zou voortvloeien. Aan het uiteindelijk bereikte accoord ging nogal wat discussie vooraf. Op 18 oktober 1948 hadden de minister van Verkeer en Waterstaat en de minister van O.K. en W. een Televisiecommissie ingesteld, die in 1949 een technisch en een financieel advies uitbracht. In december werd het verlangen geuit naar een advies van genoemde commissie m.b.t. de technische mogelijkheden in samenwerking met Philips en de NOZEMA. Vervolgens verstrekte de NOZEMA op 23 januari
1951 de regering een TV rapport inzake de bouwen inrichting van studio's, op
23 april gevolgd door een aanvullend rapport, dat alleen maar tot gevolg had
dat de minister op 8 mei de
TV opdrachten aan de NOZEMA introk en de TV uitzendingen inclusief de kosten daarvan geheel aan
de omroepverenigingen delegeerde. De zelfde dag nog
verweten de omroepen de regering een onduidelijke houding en dreigden ze
niet aan de experimentele televisie te zullen deelnemen. Er volgde een debat
in de Tweede Kamer en tenslotte werd er na uitgebreid overleg toch een accoord bereikt. De regering, nog eens voorgelicht door de NOZEMA, zou de zendkosten voor haar rekening nemen, Philips
zou de studio, de apparatuur én een in IJsselstein, onder de rook van het
zenderpark voor de binnenlandse omroep op te stellen zender met een vermogen
van 20 kW ter beschikking stellen en de kosten van de programma's zouden door de
omroepverenigingen gedragen worden. Voor dat doel werd op 31 mei 1951 de
Nederlandse Televisie Stichting opgericht, die van de regering een. later
verlengde, machtiging tot twee jaar experimentele uitzendingen kreeg.
Veel werk te doen Anderzijds was er van meet af aan voor de NOZEMA veel werk aan de winkel. Immers. toen op de conferentie van Stockholm in 1952 aan Nederland de voor een televisienet vereiste uitzendkanalen in de banden I en III waren toegewezen, was het duidelijk dat met het plaatsen van televisiezenders niet langer behoefde te worden gewacht. De NOZEMA begon derhalve spoorslags met de studie van de structuur van een televisienet teneinde de regering van advies te kunnen dienen. hetgeen in september 1954 geschiedde. Nog' voor het einde van het jaar werd toen van regeringswege de goedkeuring aan de voorstellen van de NOZEMA gehecht. Die voorstellen, waarin rekening werd gehouden met een uitvoefing in fasen, verdeeld over ongeveer zeven jaar, bevalen coördinatie aan van het FM plan met dat voor de televisie. In eerste aanleg werd voorzien in het plaatsen van TV zenders in Goes, Roermond, Markelo, Smilde en IJsselstein, voorafgegaan door tijdelijke zenders in Irnsum en Mierlo. De zenders werden in de jaren 1957 tot en met 1961 gebouwd. Met de ingebruikneming van de nieuwe radiotoren in IJsselstein ter vervanging van de oude, sinds 1951 in gebruik zijnde vakwerkmast waarin de eerste TV zender was ondergebracht, was toen de keten van zenders voor uitzending van een het gehele land verzorgend televisieprogramma voltooid. Deze nieuwe radiotoren werd op 9 mei 1961 door Hare Majesteit Koningin Juliana officiëel in dienst gesteld. Aparte vermelding in de bouw van dit tv net verdient de zender Huisduinen nabij Den Helder, die afweek van de andere zenders omdat daar de beelden van IJsselstein met een professionele Z.g. Bali ontvanger werden opgevangen en door een zogeheten frequentie wisselaar op de vuurtoren aldaar op een andere frequentie dan die van IJsselstein opnieuw over de omgeving werd uitgestraald. Deze zender, aanvankelijk als noodverband fungerend voor de bediening van de kop van Noord Holland, werd op 1 januari 1968 buiten dienst gesteld nadat de televisie en FM bediening van 'de kop' op 13 september 1967 door de zender Wieringermeer (die toen tevens voor Nederland 2 in de lucht kwam) was overgenomen. Eurovisie begint met Narcissenfeest Inmiddels was ook de internationale programma uitwisseling op gang gekomen via een speciaal hiervoor opgezet net van straalverbindingen. In 1950 was al begonnen met het uitwisselen van programma's tussen Engeland en Frankrijk. Hoogtepunt daarbij was de uitzending van de kroning van Elisabeth 11 tot koningin van het Verenigd koninkrijk op 2 juni 1953.Met de installatie van een provisorisch netwerk van straalverbindingen en een lijnenvertaler in Breda was het ook in Nederland mogelijk via de televisie van deze kroningsplechtigheid getuige te zijn. In 1954 sloten acht landen, waaronder Nederland, zich aan bij de toen opgerichte Eurovisie. een onderdeel van de European Broadcasting Union (EBU), die voor de organisatie en coördinatie van de uit te wisselen programma's verantwoordelijk is. Het Technisch Centrum van de Eurovisie werd gevestigd in de koepel van het Paleis van Justitie te Brussel. De eerste officiële Eurovisie uitzending had plaats op 6 juni 1954 toen naar schatting 50 miljoen kijkers in acht West Europese landen via een straalzendernet van 6000 km een rechtstreekse reportage zagen van het Narcissenfeest in Montreux. voor Nederland van commentaar voorzien de latere radio tv directeur van de AVRO.Siebe van der Zee. In de loop der jaren werd het Eurovisienet enorm uitgebreid. Tweede net kwam vrij snel Toen in mei 1961 met de ingebruikneming van de nieuwe tv zender in Lopik de bouw van het eerste net was voltooid. was het de NOZEMA niet gegeven even uit te blazen. In het zelfde jaar nog bood de in Stockholm gehouden internationale conferentie over de verdeling van de frequenties Nederland een dusdanig aantal mogelijkheden voor het gebruik van VHF en UHF kanalen t.b.v. FM en TV omroepzenders. dat er een derde FM net alsook een tweede tv net (en als het moest zelfs een derde) gebouwd konden worden.(VHF: afkorting voor Very High Frequency; UHF: Ultra High Frequency). De regering liet er geen gras over groeien en verleende de NOZEMA op 27 augustus 1962 machtiging om met de bouw van een tweede tv net een begin te maken. De eerste zender kwam in IJsselstein. waar op 4 maart 1964 met proefuitzendingen van Nederland 2 werd begonnen. Officieel kwam deze tweede zender. van 250 kW, op 1 oktober 1964 in de lucht. Dat was dan meteen de geboortedatum van Nederland 2. De definitieve zender kwam op volle sterkte (1000kW erp) op 1 november 1966. (In 1988 kwam er nog een derde net)
Tenslotte werden in Arnhem nog twee TV zenders geplaatst ten einde de ontvangst van beide televisieprogramma's in die omgeving te verbeteren. Arnhem en Nijmegen liggen namelijk net aan de rand van de verzorgingsgebieden van de tv zenders Lopik. Markelo en Roermond. Geen van deze drie stations gaf in het betreffende gebied een bevredigende ontvangst. Blinde plekken Overigens was toch al gebleken dat de etherverzorging met tv signalen, vooral wat de UHF zenders betreft. niet overal in het land voor een goede ontvangst borg stond. Weliswaar bestaat er in ons land geen wettelijke geregelde en Z.g. verzorgingsplicht. maar toch was de NOZEMA de mening toegedaan dat er met betrekking tot blinde plekken binnen de verzorgingsgebieden van de bestaande zenders aanvullende voorzieningen dienden te komen. Uitgaande van deze gedachte werden daarom na 1970 in Hulsberg, op de St. Pietersberg. in SIenaken, Noorbeek. Eys. Maastricht. Wijk aan Zee en Losser zogeheten frequentiewisselaars geinstalleerd. hulpzenders die de ontvangst van de tv programma's aanmerkelijk verbeterden. De verzorgingsproblematiek in dicht bebouwde gebieden. agglomeraties van steden bij voorbeeld met veel hoogbouwen ook industrie, werd veelal het hoofd geboden door middel van de installatie van gezamenlijke antenne inrichtingen (GAIN) en centrale antenne inrichtingen (CAIN). Daarbij werd naast de oplossing van het kwalitatieve ontvangstprobleem in vele gevallen overgegaan tot uitbreiding van de ontvangstmogelijkheden met betrekking tot buitenlandse programma's. Tegelijkertijd verdwenen daar mee de ontsierende antennewouden op de daken. Met ingang van 1984 werd een begin gemaakt met het vervangen van de in de UHF band werkende TV zenders. waarbij rekening werd gehouden met de invoering van stereogeluid bij televisie. Deze nieuwe zenders zijn derhalve geschikt voor het uitzenden via twee geluidskanalen bij televisie. In de loop van 1985 was het voor het tweede net zover. Intussen waren de zendantennes van de televisiestations in Markelo. Smilde en Wieringermeer aan vervanging toe. Bij de overige stations vinden de vervangingen in de komende jaren plaats.
Temidden van alle activiteiten werd er ook nog even leurentelevisie ingevoerd. Met het hiervoor geschikt maken van de NOZEMA zenders werd al op 20 januari 1967 een begin gemaakt. Het was een ingreep die - ook al let men op het grote verschil in werking van kleuren TV ten opzichte van zwartwit TV financieel niet van zwaarwegende betekenis was, want het zwaartepunt van de investeringen lag immers in de uitrusting van de studio's en die moesten worden opgevangen door de toenmalige Nederlandse Televisie Stichting, die druk doende was met de bouw van het grote Omroepkwartier in Hilversum. Maar goed, het diende toch te gebeuren.
Terwijl er in Europa grote onenigheid bestond
over het te kiezen systeem voor kleurentelevisie, begon Philips in Eindhoven in
oktober 1964 te experimenteren met het in Amerika geïntroduceerde NTSC systeem,
op basis waarvan de Fransen later het SECAM systeem ontwikkelden en de Duitsers
het PAL systeem, waarvoor tenslotte een groot aantal West Europese landen,
waaronder Nederland, zich uitspraken. (De
aanduiding
NTSC werd ontleend aan de beginletters
van het National Television System Committee, dat in 1953 zijn fiat gaf aan het
door David Sarnoff voorzitter van de Radio Corporation of America
(RCA) aanbevolen systeem. Het Franse SECAM staat
voor Séquentiel à Mèmoire en PAL is de afkorting van Phase Alternating Lines). Twee belangrijke zenuwknooppunten AVVC in Hilversum, ZBC in IJsselstein
De televisie en radiozenders van de NOZEMA worden vanuit de NOS studio's in Hilversum en plaatsen elders in het land gevoed door veelsoortige programma's, vervaardigd door die organisaties die tot uitzenden zijn gemachtigd. Voor het transport van die 'voeding' zorgt PTT, die de verantwoordelijkheid voor het transport van de programma's onmiddellijk nadat ,ze de studio's hebben verlaten overneemt. Via een uitgebreid net van kabel en straalverbindingen, resp. ten behoeve van radio en televisie, worden de programma's naar de zenders getransporteerd. Wil een omroep elders in het land een programma verzorgen meestal zijn het reportages van de meest uiteenlopende evenementen dan wordt gebruik gemaakt van mobiele straalverbindingen. In die gevallen plaatst PTT apparatuur en een zendmast op de betreffende locatie. Het televisiesignaal wordt dan vandaar op de dichtst bijzijnde PTT telecommunicatietoren gericht vanwaar het, even actueel via nog enkele relay punten naar Hilversum wordt getransporteerd. Bij een rechtstreekse uitzending, wat toch meestal het geval is, worden beelden en geluid onmiddellijk weer doorgestuurd naar de zenders om vandaar over het land verspreid te worden en niet zelden ook nog via het Eurovisienet over Europa. En soms nog verder via satelliet verbindingen. Altijd loopt het straalzender en kabelverkeer via het in Hilversum gevestigde Audio Video Verbindingen Centrum, herkenbaar aan de naast het Omroepkwartier oprijzende, 145 meter hoge betonnen toren, die tot ver in de omtrek zichtbaar is. Dat kortweg als AVVC aangeduide centrum is een van de twee belangrijke zenuwknooppunten in de technische activiteiten rondom het omroepwezen. Aanvankelijk, in de tijd toen er nog geen televisie was, beschikte PTT alleen over een audioschakelcentrum (ASC) in de Hilversumse telefooncentrale in de Koornstraat, dat sinds november 1929 voornamelijk fungeerde als centraal distributiepunt van alle permanente verbindingen voor de programmavoorziening van de radiozenders en van de draadomroep. Later, in 1951, werd vlak bij het huidige Hilversumse Omroepkwartier, op de Trompenberg, als technisch tussenstation van PTT en knooppunt van televisiestraalverbindingen het videoschakelcentrum (VSC) in gebruik genomen, als opvolger van een provisorisch schakelcentrum in Bussum. Via dit VSC werden alle nationale, internationale en transitotelevisieverbindingen geleid, alsook het interne tv verkeer van de omroep Audio en Video gecombineerd Op 1 juni1971 werd een begin gemaakt met de bouw van een geheel nieuw, nu gecombineerd Audio Video Verbindingen Centrum, het AVVC dus, gelegen naast het Omroep kwartier. Op 25 juni werd het hoogste punt van de bij dit centrum behorende straalverbindingstoren bereikt. De officiële ingebruikneming geschiedde op 28 januari 1976. Met het hierboven aangeduide interne TV verkeer worden voornamelijk bedoeld de kabelverbindingen tussen de studio's op het Omroepkwartier (vroeger die in Bussum) en het AVVC, bestaande uit dikke Z.g. coaxiale kabels die de televisie en radiosignalen overbrengen. (Coaxiale kabels bestaan uit van elkaar geïsoleerde geleiders; de naam is ontleend aan het Latijnse coaxiaal dat eigenlijk 'met gelijke, samenvallende as' betekent). Ook in overdrachtelijke zin zou deze as de relatie Omroep - PTT- NOZEMA kunnen symboliseren. Via het AVVC gaan de signalen naar de in het centrum van het complex opgestelde toren, waarna ze langs straalverbindingen bij de diverse zenders arriveren. De straalzenders en ontvangers zijn deels gehuisvest in de betonnen PTT torens die de antennemasten voor FM en TV dragen, deels in speciaal hiervoor door PTT opgetrokken hoge bouwsels. De torenhuisvesting is doorgaans gekozen omdat; a. daarmee de behoefte aan een afzonderlijk zendergebouw komt te vervallen; b. om technische redenen die het wenselijk maken de verbinding tussen apparatuur en antenne niet te lang te maken; c. vanwege de ruimere uitbreidingsmogelijkheid die een torengebouw biedt en d. omdat er in feite tóch een flinke toren moet zijn om de voor de straalverbindingen benodigde apparatuur op grote hoogte te kunnen brengen. ZBC het zwaartepunt
NOZEMA en PTT, om en om Evenals het AVVC wordt ook het ZBC bediend door PTT, het kan niet vaak genoeg worden benadrukt het uitvoerend orgaan van de NOZEMA is. Waarbij overigens ronduit moet worden toegegeven. dat de bezittingen CV van NOZEMA en PTT soms werkelijk niet uit elkaar te hou den zijn. Zo is de onderhavige betonnen toren in IJsselstein 110 van PTT. maar de zich daarin bevindende zenders en ZBC apparatuur zijn het eigendom van de NOZEMA. Ook de stalen mast op de toren is van de NOZEMA. maar de kleine CV semafoonantenne op de top is weer van PTT... En het zich daarboven bevindende luchtruim is dan wel niet het eigendom. maar toch in ieder geval het werkterrein van de en NOZEMA.... Welnu. vanuit het ZBC kunnen alle zenders. die automatisch werken en dus 'onbemand' heten. gecontroleerd en in en uitgeschakeld worden. Met die afstandsbediening was het aanvankelijk wat improviseren. Ze omvatte inderdaad niet meer dan in en uitschakelen en met behulp van een doodgewone. alledaagse TV ontvanger werd dan nagegaan hoe de kwaliteit van het uitgezonden signaal er af kwam. Tot dusver was het noodzakelijk gebleken bij elke zender permanent een aantal mensen te stationeren. dat dan zelf storingen. die betrekkelijk vaak voorkwamen. kon verhelpen. Was dat eigenlijk al niet meer nodig in het begin van de automatisering. de afstandbediening zoals die thans al jaren functioneert is in hoge mate geperfectioneerd. waardoor uitbreiding van het aantal bedieningstechnici kon worden voorkomen. Toch gebeurt het nog wel dat er met de hand geschakeld wordt. zodat de techniek nog niet geheel en al over de mens heeft getriomfeerd. Alle zenders voor binnenlands gebruik de middengolfzenders. de FM zenders en de TV zenders. van noord tot zuid en van oost tot west hebben nu in het ZBC hun bedieningspaneel. dat wordt geschakeld. gecontroleerd. gemeten en bewaakt. Daartoe staat in het midden van het ZBC een lichttableau van zes bij twee meter. waarop alle zenders. groot en klein. hun afstandstoetsen en signaleringslampen hebben. Het is mogelijk om van elk van de grote stations ongeveer 200 verschillende technische informaties over het functioneren van de zenders zichtbaar te maken en dat gaat bijna allemaal draadloos. . Tekst uit Een halve eeuw NOZEMA 1935-1985 Bron: www.radio-tv-nederland.nl
|